1. vijver
We wandelden rondom de vijver.
De kinderen pakten hun schaatsen en gingen richting de bevroren vijver.
De vijver is opgedroogd.
De school legt de vijver eens per maand droog.
Het meisje dat in de vijver zwemt is mijn nicht.
Néerlandais mot "λιμνούλα"(vijver) se produit dans des ensembles:
Όροι για τη γεωγραφία στα ολλανδικά