1. luister
Hou je mond en luister.
Luister goed naar mij.
Ik luister naar muziek.
Luister alstublieft goed.
Zwijg en luister!
In mijn vrije tijd luister ik dikwijls naar muziek.
Beledig niet te vlug, luister eerst.
Terwijl ik werk, luister ik naar de radio.
Nu, ik bak brood, luister naar muziek, of lees een beeldverhaal.
Ik luister graag naar muziek, naar jazzmuziek boven alles.
Luister niet naar me, ik maak maar een grapje.
Luister met aandacht naar wat hij zegt.
Ik luister naar het nieuwste liedje van Björk.
Ik smeek u, luister naar mij tot het einde.
Luister naar mij, zei de demoon, terwijl hij zijn hand op mijn hoofd legde.