dictionnaire Allemand - néerlandais

Deutsch - Nederlands, Vlaams

blick néerlandais:

1. blik


Nou... zuchtte Dima, keerde zich vervolgens naar de verkoopster en wierp haar een moordzuchtige blik toe, "ik geloof dat ik nu geen keus heb..."
Ik heb niets om het blik te openen.
Zij wendde de blik af.
Uw zuster heeft een adellijke blik, net een prinses.

2. glimp


Ze ving een glimp van hem op terwijl hij door de menigte liep.
Sommige dromen zijn een glimp van de toekomst.